Home page > Special care
 

Authorize the processing of personal data
Edit email address
Invalid email
Email Sent
Authorize the processing of personal data

Special care

Chiesi richt haar aandacht ook op de behandeling en verzorging van patiënten die lijden aan chronische, ernstige aandoeningen die voornamelijk worden behandeld door specialisten in de ziekenhuisomgeving en die potentieel levensbedreigend kunnen zijn: Cystic Fibrosis en Solid Organ Transplantation.  Dankzij onze inzet in de Special Care bieden wij patiënten die lijden aan ernstige pathologieën met een sterke sociale impact, innovatieve oplossingen om hun levenskwaliteit te verbeteren.

 

CYSTIC FIBROSIS (CF)

Cystische fibrose is een erfelijke, genetische ziekte. Een mutatie van het CF-gen veroorzaakt een verandering in een eiwit genaamd CFTR, dat in alle organen aanwezig is en de uitwisseling van natriumchloride en water via de celmembranen regelt. De organen die het meest getroffen zijn door de ziekte zijn de longen en de alvleesklier. In de eerste komen dikke, kleverige afscheidingen voor, waardoor de ideale omgeving ontstaat voor de ontwikkeling van bacteriën zoals Pseudomonas aeruginosa, wat betekent dat patiënten gevoelig zijn voor terugkerende infecties en ontstekingen, die op hun beurt ook ernstige aandoeningen kunnen veroorzaken, zoals longontsteking.

  

Chronische ontstekingsprocessen kunnen in de loop van de tijd het longweefsel beschadigen en vervolgens leiden tot een verminderde ademhalingsfunctie, wat bij deze patiënten de belangrijkste doodsoorzaak is. De symptomen van de infectie zijn talrijk en de mate van ernst varieert van geval tot geval en van moment tot moment: aanhoudende hoest, ademhalingsmoeilijkheden, ophoesten van slijmen, verminderd uithoudingsvermogen voor lichamelijke activiteit, verlies van eetlust, een gevoel van algemene onwelheid en verhoogde temperatuur.

 

VASTE ORGAANTRANSPLANTATIE

Orgaan falen treedt op wanneer een orgaan zijn vermogen verliest om zijn fysiologische functies uit te voeren en dit vormt een potentiële bedreiging voor zowel de kwaliteit van het leven als de overleving van de patiënt.

 

De nieren omvatten verschillende fysiologische functies, variërend van het filteren van het bloed om afvalstoffen te verwijderen tot het handhaven van de elektrolytenbalans, en het reguleren van de productie van rode bloedcellen via het hormoon erythropoëtine. Wat de nierinsufficiëntie betreft, wordt de ernst ervan meestal gekwantificeerd door middel van laboratoriumanalyses, variërend van een milde (graad 1-2) tot een ziekte in het eindstadium (graad 5). Deze laatste heeft twee mogelijke therapeutische benaderingen, namelijk dialyse of transplantatie. De eerste is een palliatieve behandeling waarbij een externe machine de filterfunctie van de nier vervangt. Hoewel deze aanpak effectief is, moet de patiënt in de meeste gevallen regelmatig terugkeren naar het ziekenhuis voor lange en onaangename sessies. In het geval van een transplantatie wordt echter een nieuwe en functionerende nier (een transplantaat) toegevoegd door middel van een chirurgische procedure om de verloren gegane functie te herstellen.

 

Voor patiënten met leverfalen is de situatie nog complexer. Een functionerende lever is namelijk absoluut noodzakelijk om te overleven en op dit moment bestaat er geen bijbehorende palliatieve therapie zoals dialyse voor patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis. De enige therapeutische benadering is dan ook een transplantatie. In tegenstelling tot een niertransplantatie wordt de oorspronkelijke lever tijdens de chirurgische ingreep verwijderd en vervolgens vervangen door een nieuw orgaan.

 

Twee belangrijke beperkende factoren voor transplantaties zijn de beschikbaarheid van organen, die aanzienlijk lager blijft dan de vraag, en de biologische en immunologische compatibiliteit tussen het transplantaat en de ontvanger. Fysiologisch gezien beschermt het immuunsysteem het lichaam tegen externe ziekteverwekkers, door te herkennen wat de gastheer (zelf) toebehoort aan wat niet (niet-zelf). Hoewel dit mechanisme van cruciaal belang is voor de verdediging van een gezond individu, leidt het er bij een getransplanteerde patiënt die een transplantaat van een donor ontvangt (dus strikt genomen niet zichzelf) toe dat het immuunsysteem het getransplanteerde orgaan herkent en aanvalt (afstoting). Op dit moment is de zorg voor het voorkomen van orgaanafstoting een combinatie van immunosuppressieve medicijnen, gericht op het verlagen van de reactiviteit van het immuunsysteem, voldoende om afstoting te voorkomen, maar tegelijkertijd onvoldoende om het individu bloot te stellen aan een verhoogd risico op opportunistische infecties. De behandeling wordt gedurende het hele leven van het getransplanteerde orgaan toegediend. De gemiddelde overleving van een getransplanteerde nier is ongeveer 10 jaar, en is iets lager voor een getransplanteerde lever.

 

De huidige zorgstandaard is gebaseerd op een drievoudige combinatie van immunosuppressieve middelen, waarvan tacrolimus de belangrijkste pijler is.

Let op: niet alle Chiesi-producten worden in België gecommercialiseerd.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen: info.be@chiesi.com